Een waardering krijgen is fijn; een schouderklopje, een bloemetje, een vergoeding. Het gaat in de eerste plaats niet om de waarde ervan maar om het gebaar. Anders is het met ons salaris; dat krijgen we het liefst op gezette tijden en met het bedrag waar we recht op hebben.
Hoe anders is het in landen waar je maar moet afwachten wanneer je je loon krijgt of hoeveel. Met zulk een onvoorspelbaar inkomen is het dan lastig om daar structureel iets van weg te geven.
Onze uitgaven kunnen divers van karakter zijn. Zo heb je eerste en secondaire levensbehoeften. Ik het geval van een hypotheek of een lening zal de kosten hiervoor gewoon moeten worden ingecalculeerd; het is immers een aangegane verplichting... Maar hoe gaan we om met een structurele vrijwillige bijdrage?
Tienden is een OT begrip. Het was het deel van de opbrengst van je land, je vee, je inkomen, wat je teruggaf aan God (1) .
Misschien werden er ook wel algemene zaken van bekostigd zoals stadsmuren en zo, maar de bijbel geeft aan dat het in de eerste plaats voor de tempel en (de offers aan) God was. Maar er leefde ook een-twaalfde van het volk van, want de Levieten hadden geen eigen bezit en stonden in dienst van God en het volk (2) .
De tienden werden geheven op heel Gods volk, maar buitenstaanders die de God van Israël eer wilde brengen gaven vrijwillig (3) . Wij, de gelovigen uit de heidenen hebben dan wel geen tienden-plicht van geboorte, maar wij zijn wel door weder-geboorte aan Gods volk toegevoegd (4) .
Wanneer wij opgaan naar Gods huis om Hem daar te aanbidden, zijn we er niet te gast. Net zoals je lid bent van een vereniging, maak je daar structureel gebruik van faciliteiten zoals een gebouw, maar ook andere zaken; zowel materieel en immaterieel .
Je kunt dat gerust vergelijken met de tempeldienst van weleer, want het geheel wordt bekostigd door de gemeente-leden welke hiervoor bijdragen naar vermogen.
Is je bijdragen vergelijkbaar met de Bijbelse tiende van je inkomsten? In de voorschriften voor de heidenen wordt dit niet genoemd (5) , en we vinden het ook niet in de brieven aan de gemeenten. Hooguit in het advies van Paulus aan de Korintiërs als het gaat om het (wekelijks) sparen voor een gift (6) .
Maar de schrift is duidelijk; God heeft de vrijmoedige gever lief (7) , want God zelf is een gever (8) , en er ligt zelfs een beloning in de uitdaging om te geven (9) .
Geven (uitgeven) doen we van onze inkomsten: een verplicht deel gaat naar de belasting, een noodzakelijk deel naar vaste lasten en onze dagelijkse behoeften en we spenderen graag een deel van ons inkomen aan een vakantie.
De hamvraag zou kunnen zijn; Met welk beleving geeft u uw tienden?
Rev.Camp [mrt'15] C125