Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de 2e nieuwsbrief 2003 van Henk de Cock, docent aan de Pinkster Bijbelschool in Brazilië.
Bij het lezen van het verhaal van de bezetene in het land van de Gerasenen. (1) komen er verschillende belangrijke vragen naar voren. De eerste is: waarom vroeg Jezus de naam van de demon? Het antwoord ligt voor de hand: Omdat Hij hem niet wist! De Heer had de demon echter reeds uitgedreven, (2) voordat Hij deze vraag stelde. (3) Het was dus niet nodig om de namen van demonen te weten om ze uit te kunnen werpen. Dat blijkt des te meer omdat Jezus nooit een antwoord heeft gekregen op zijn vraag. Want legioen is natuurlijk geen naam, maar alleen een aanduiding dat het om een leger boze geesten ging.
Het is dan ook van geen enkele geestelijke waarde om namen van demonen te weten, ten einde autoriteit over ze uit te kunnen oefenen. Maar goed ook! Want toen Jezus ze toestond om in de varkens te varen, stortte er een kudde van circa 2000 de zee in. (4) Er moeten dus op z'n minst 2000 boze geesten in die man gezeten hebben. Stel je voor dat je eerst een paar duizend namen moet weten, om ze vervolgens - één voor één - naar de afgrond te kunnen sturen (persoonlijk ben ik toch al slecht in het onthouden van namen). Daar ben je wel een paar dagen zoet mee!
Vandaag kan men echter boeken kopen met namen van demonen er in, die men tracht te binden, alvorens de mensen van Jezus te gaan vertellen. Meestal worden die afgeleid van de afgoden, die in een bepaald gebied worden gediend en aanbeden. Vreemd! Dat werd juist in de wet van God verboden. (5) Jezus kende de namen van de demonen noch vóór, noch ná Hij ze uitdreef.
Zij wisten, daarentegen, heel goed wie Hij was: 'Wat hebt gij met mij te maken. Jezus. Zoon van de allerhoogste God' ? (6) Bij het uitwerpen van demonen gaat het er niet om of wij weten wie zij zijn, maar of zij weten wie wij zijn!
Dit wordt nog duidelijker bij het lezen van de geschiedenis van de zonen van Skevas. (7) Als exorcisten zullen ze echt wel over een heleboel kennis van het occultisme beschikt hebben. Daar schoten zij echter niets mee op. Integendeel! Hoewel zij de boze geesten bezweerden in de naam van 'Christus die Paulus predikt', leden zij een vernederende nederlaag. Ze handelden dus wel in naam van een 'apostolische' Christus, maar zij kenden die niet persoonlijk. Paulus kende echter Jezus wel. Het gaat er dus niet om wat wij weten over demonen, maar wat zij weten over ons! En, gezien het feit dat boze geesten in God geloven en sidderen, (8) vrezen zij tevens degenen in wie Hij woont met Zijn volheid.
Een andere waarheid, die naar voren komt uit het verhaal van de bezetene uit het land van de Gerasenen, is dat de demonen, toen ze uit de man verdréven werden, vreesden om buiten het land gezonden te worden (Marc.5:10). De bezetene werd niet verlost omdat Jezus de machten der duisternis uit dat gebied verdreef, maar de boze geesten dreigden uit het land gezonden te worden, omdat de man waarin ze woonden bevrijd werd! Het tegenovergestelde dus! Demonen wonen niet in streken en gebieden, maar in de mensen die er wonen. Uit het verhaal van deze bezetene blijkt dat ze pas gevaar liepen om uit dat gebied te worden verdreven, toen ze uit de bezetene geworpen werden. De machten der duisternis verschuilen zich niet in voorwerpen, zelfs niet als deze aan hun geweid zijn, zoals afgoden en offervlees. (9)
Ook wonen ze niet in bepaalde gebieden, want als geesten hebben ze geen afmetingen, waardoor ze plaatselijk beperkt zouden zijn.
Ze wonen echter in levende wezens! En als ze niet in mensen kunnen wonen, zitten ze nog liever in varkens, dan dat ze ergens zonder 'huis' rond moeten dolen. Jezus zei dan ook: 'Zodra de onreine geest van de mens is uitgevaren, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, maar hij vindt die niet'. (10)
Er bestaat maar één manier om onreine machten uit een land te verdrijven, namelijk door de mensen die er wonen tot Jezus te leiden. We overwinnen niet door de 'diepten des satans' te leren kennen, (11) maar houden stand tegen de boze door ons te bekleden met 'waarheid', 'gerechtigheid', 'heil' en 'geloof'. En, als we ons land willen bevrijden van de macht van satan, moeten we de mensen het evangelie verkondigen. Daarom besloot Paulus dit gedeelte over de strijd in de hemelse gewesten met een oproep tot aanhoudend gebed voor de prediking van het evangelie. (12)
We overweldigen geen legioen demonen door middel van 'overwinningskreten', maar door de mensen tot geloof in Jezus te brengen. Jezus bestreed het ongeloof niet door zich te verdiepen in hoe demonen heten, en wat ze allemaal doen, maar door de dingen van het Koninkrijk Gods te onderwijzen (13) Dezelfde opdracht heeft Jezus aan ons gegeven: 'Gaat heen', en 'verkondigt het evangelie' staan in de gebiedende wijs. (14) Wat er volgt, o.a. het uitdrijven van boze geesten, is een natuurlijk gevolg.
Henk de Cock